Bedekkingsvariabelen

Een speciaal soort verduisteringen zijn z.g. bedekkingsvariabelen. Dit zijn dubbelsterren die om elkaar draaien en elkaar periodiek bedekken. De bekendste van dit type ster is Algol (β Persei), die om de 2,87 dagen verduisterd wordt, waarbij de helderheid afneemt van magnitude 2.1 tot 3.4.

Het plaatje links toont schematisch hoe dit in zijn werk gaat.

In een nauw dubbelstersysteem draaien beide sterren rond een gemeenschappelijk zwaartepunt. In situatie 1 en 3 ontvangen ontvangen we het licht van beide sterren. Echter, in die gevallen waarin de aarde in hetzelfde vlak ligt als de baan van de sterren, zal gedurende fase 2 een deel van het licht van de hoofdster tegengehouden worden door de begeleid. Dit noemt men het primaire minimum. In fase 4 blokkeert de hoofdster het licht van de begeleider. Dit noemt men het secondaire minimum. In dit voorbeeld is de hoofdster helderder dan de begeleider. Daarom is de helderheidsafname het grootst gedurende het primaire minimum. In theorie zouden beide sterren identiek kunnen zijn. In dat geval zou de helderheidsafname voor beide minima gelijk zijn.

De omloopstijd van deze sterren is bepaald door hun gemiddelde onderlinge afstand en hun massas. Als de sterren erg dicht op elkaar staan, is het mogelijk dat materiaal van de ene naar de andere ster overgaat. Hierbij verandert de massa verhouding, en ook hun omloopstijd. Als zo'n verandering van omloopstijd wordt waargenomen is dat een indicatie dat er mogelijk massaoverdracht plaats vindt.


De Nederlandse Sterrenwacht in Ausserbinn

Bij het Zwitserse dorp Ausserbinn (46°23'05" NB, 08°08'45" OL) was in de 80-er jaren een Nederlandse sterrenwacht operationeel. Er stond een Cassegrain telescoop opgesteld met een spiegeldiameter van 40cm en de UPS (Utrecht Photometrical System) dat helderheidsmetingen deed in door 4 verschillende filters: 474, 672, 781 and 871 nm.

Het observatorium, met het schuifdak is op de foto links te zien. Gedurende juni en juli 1981 deed ik met de telescoop en fotometer hier gedurende vijf weken waarnemingen aan bedekkingsvariabelen. Een van der waargenomen sterren was U Coronae Borealis (HD 136175, SAO 64619). De dubbelster heeft een periode van 3,4522 dagen en een visuele 7.8. De volledige lichtcurve gebaseerd op vele waarnemingen, inclusief die van mij staat onderaan deze pagina.

De grafiek hieronder laat zien dat vlak voor het bereiken van een primair minimum van UCrB (in dit geval 21 juli 1981) de helderheid merkbaar op een schaal van minuten afneemt. (Tijd in UT)

Magnitude verval van UCrB op 21 juli 1981


Het sterrenbeeld Noorderkroon (Corona Borealis).  Leica CL met 2.8/90mm Tele-Elmarit.


Bron: R.H. van Gent (1989): Astron. Astrophys. Suppl. Ser. 77, pp. 471-485

Terug