Een speciaal soort verduisteringen zijn z.g. bedekkingsvariabelen. Dit
zijn dubbelsterren die om elkaar draaien en elkaar periodiek bedekken. De
bekendste van dit type ster is Algol (β Persei), die om de 2,87 dagen
verduisterd wordt, waarbij de helderheid afneemt van magnitude 2.1 tot 3.4. Het plaatje links toont schematisch hoe dit in zijn werk gaat. In een nauw dubbelstersysteem draaien beide sterren rond een gemeenschappelijk zwaartepunt. In situatie 1 en 3 ontvangen ontvangen we het licht van beide sterren. Echter, in die gevallen waarin de aarde in hetzelfde vlak ligt als de baan van de sterren, zal gedurende fase 2 een deel van het licht van de hoofdster tegengehouden worden door de begeleid. Dit noemt men het primaire minimum. In fase 4 blokkeert de hoofdster het licht van de begeleider. Dit noemt men het secondaire minimum. In dit voorbeeld is de hoofdster helderder dan de begeleider. Daarom is de helderheidsafname het grootst gedurende het primaire minimum. In theorie zouden beide sterren identiek kunnen zijn. In dat geval zou de helderheidsafname voor beide minima gelijk zijn. De omloopstijd van deze sterren is bepaald door hun gemiddelde onderlinge afstand en hun massas. Als de sterren erg dicht op elkaar staan, is het mogelijk dat materiaal van de ene naar de andere ster overgaat. Hierbij verandert de massa verhouding, en ook hun omloopstijd. Als zo'n verandering van omloopstijd wordt waargenomen is dat een indicatie dat er mogelijk massaoverdracht plaats vindt. |
De Nederlandse Sterrenwacht in Ausserbinn
|
|
|
|
|